In vergelijking met een eerdere jaren is de werktevredenheid van flexkrachten gedaald. In 2007 was nog 80 procent van de flexkrachten positief over de werktevredenheid. Tien jaar later, in 2017 is dit percentage flink gedaald naar 73 procent. Dit is een afname van 7 procent. Dit blijkt uit onderzoek van onafhankelijk onderzoeksorganisatie TNO. Werktevredenheid wordt bepaalt door meerdere factoren, de daling komt dus ook tot stond door meerdere factoren. We bespreken er een aantal.
Zo hebben flexkrachten de afgelopen jaar meer vrijheid in moeten leveren. Flexkrachten moeten vaker routinewerk doen in een hoger tempo. Dit in vergelijking met vaste krachten. Ook hebben flexkrachten soms moeite om rond te komen. Omdat zij een flexibel contract hebben kunnen hun uren vaak op- en afgeschaald worden. Dit zorgt voor meer flexibiliteit bij de werkgever, maar kan soms voor onzekerheid zorgen bij de flexkracht. Zij hebben vaak meerdere werkgevers waarvoor ze werken. Toch is de afgelopen jaren het aantal flexkrachten wel flink gestegen. Ook omdat het hebben van een flexibel contract een goede opstap is naar het werkveld. Door strengere wet- en regelgeving heeft de flexkrachten ook meer rechten gekregen de laatste jaren, wat een positieve wending is. Daarnaast is per 1 januari 2020 de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking getreden om het verschil tussen vast en flex te verkleinen. Er moet nog gezien worden of de WAB een positieve werking heeft op het werkveld.